Elk deelgebied heeft wel een paar plaatsen die getuigen van de gevechten die er tijdens beide wereldoorlogen plaatsgevonden hebben en de herinnering bewaren aan de strijders die eraan deelnamen. Om deze plaatsen in eigen tempo te ontdekken, zijn de Wegen van Herdenking uitgebreid met fiets- en wandeltochten. Elke tocht is ontworpen als een thematocht met diverse te bezoeken plaatsen, beschreven in een geïllustreerde routebeschrijving met historische feiten. De tochten zijn te raadplegen via de mobiele telefoon of te downloaden via internet. De oorlogen zijn teruggebracht tot menselijke maatstaven en op originele manier gebruikt om een streek en zijn erfgoed te leren kennen.
Terug naar de lijst met tochten
De 7.0-versie van iOS niet de inhoud van deze kaart correct weer te geven. Om de informatie goed te kunnen bekijken moet u upgraden naar versie 7.1
«Allerliefste Moeder,
de plek vanwaar ik je nu zit te schrijven, omschrijf ik als 'de rokerige kelder van het boswachtershuis … »...
zo begint de op 31 oktober 1918 geschreven brief van tweede luitenant Wilfred Owen, Manchester Regiment, aan zijn moeder. Wilfred Owen schuilde inderdaad in de kelder van dit boswachtershuis van het bos Bois-l’Évêque met de staf van zijn compagnie. Op 4 november wordt zijn eenheid opgeroepen om het kanaal over te steken dat het dorp Ors doorkruist en waarachter vertrekkende eenheden van het Duitse leger zich verschanst hebben.
Wilfred Edward Salter Owen wordt in 1893 geboren in Oswestry, Shropshire. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, geeft hij Engelse les in Bordeaux. Hij gaat in dienst van het Britse leger in oktober 1915 en vertrekt na zijn training in januari 1917 naar het front in de Somme. Zwaar verwond door een bomexplosie belandt Owen in het hospitaal van Craiglockhart in Schotland, waar hij kennismaakt met de dichter Siegfried Sassoon – net zoals Owen officier en onderscheiden oorlogsheld, en schrijver van een daverende vredesdeclaratie. Deze nieuwe vriendschap met Sassoon ontwaakt al snel een gevoel voor dichten in Owen. Tijdens zijn herstel in Schotland schrijft Owen een paar van zijn meesterwerken: Anthem for Doomed Youth, Dulce et Decorum est, Futility en Strange Meeting.
Eind augustus 1918 vertrekt Owen naar het front waar hij betrokken is bij het Honderddagenoffensief dat de geallieerden naar de overwinning leidt. De in het boswachtershuis van Ors geschreven brief zal zijn allerlaatste zijn.
Het Boswachtershuis Wilfred Owen werd in 2011 geopend en is in zijn huidige staat het werk van Brits beeldend kunstenaar Simon Patterson. De kunstenaar wilde de dichterlijke kracht van Owen naar voren brengen via met architect Jean-Christophe Denise aangebrachte veranderingen in het boswachtershuis, en de permanente actualiteit aantonen van kunstuitingen met betrekking op de wreedheid van de oorlog. De via de cirkelvormige baan toegankelijke kelder is in de originele staat gelaten. Bij het lezen van de laatste brief van Owen aan zijn moeder is de vochtige sfeer van de 'rokerige kelder van het boswachtershuis' duidelijk voelbaar.
Photos credits: Jacky Duminy / Rémi Vimont / Rémi Vimont
In de herfst van 1918 zijn de geallieerde legers ver doorgedrongen in het sinds 1914 door de Duitsers bezette gebied. Ze rukken op naar de Belgische grens. Cambrai wordt op 9 oktober bevrijd, Lille op 17 oktober. Tijdens hun aftocht richten de Duitsers stellingen in om de tegenstanders te weren. Na de vernietiging van sluizen en bruggen op het Sambrekanaal trekken de Duitse soldaten zich terug in de boerderij 'Ferme de la Motte' aan de overkant van het water. De Britten vallen deze positie aan in de vroege ochtend van 4 november 1918. De militaire begraafplaats ligt op zo'n 100 meter van het kanaal en verzamelt de lichamen van de veertig soldaten die tijdens deze aanval sneuvelden. Na de wapenstilstand werd de begraafplaats uitgebreid met graven van andere slachtoffers van gevechten uit de omgeving in oktober en november 1918. Op het ogenblik telt de begraafplaats 107 graven.
Photos credits: Édouard Roose / Édouard Roose
De Britse operatie die gepland is op 4 november 1918 ten oosten van Ors is niet zonder risico's: het oversteken van het Sambrekanaal vereist de aanleg van een drijvende brug, en wel vlak onder de neus en dus het vuur van de Duitse artillerie die aan de overkant ligt. Het offensief wordt toch gehandhaafd ondanks het ongunstige verslag dat kolonel Marshall uitbracht na verkenning van het terrein. Op 4 november om 5.45 uur openen het 2e bataljon van het Manchester Regiment en het 16e bataljon van de Lancashire Fusiliers het offensief. De eenheden krijgen steun van de mannen van de Royal Engineers die de geprefabriceerde brug over het kanaal moeten aanleggen. De actie loopt stuk: vijandelijk vuur recht tegenover het jaagpad maait de mannen in één keer weg. Wilfred Owen is een van hen. De Duitse weerstand van de boerderij zwijgt pas na tussenkomst van andere eenheden van het Dorset Regiment en de Lancashire Fusiliers die het kanaal ten zuiden van Ors en iets noordelijker bij Landrecies hebben kunnen oversteken.
Photos credits: Collection Jean-Pierre Lambrè
In 1991 vraagt de Western Front Association toestemming aan de burgemeester van Ors voor de plaatsing van een zerk bij de brug over het kanaal. De vereniging herdenkt op deze wijze een dichter die op het vasteland weinig bekendheid geniet, maar in Groot-Brittannië beschouwd wordt als een van de belangrijkste Britse dichters uit de 20e eeuw en leider van de War Poets (oorlogsdichters): Wilfred Owen. Het tussen de gemeente Ors en de Wilfred Owen Association ontstane contact leidt al gauw naar het boswachtershuis waarover Wilfred Owen schrijft in de laatste brief aan zijn moeder.
Photos credits: Édouard Roose
Het dorp Ors, bezet sinds 26 augustus 1914, lijdt onder de wispelturigheden van de Duitse overheersing tot aan zijn bevrijding op 1 november 1918. De bezetter eist van de gemeente zware financiële bijdragen, de inwoners zijn onderhevig aan vorderingen van diverse aard, in het bijzonder van landbouwproducten, vee en materiaal dat van nut kan zijn voor de oorlogsvoering. Vanaf oktober 1918 krijgt de gemeente het zwaar te verduren vanwege Britse bombardementen die het centrum ernstig beschadigen. Op 9 mei 1926 krijgt Ors het 'Croix de Guerre' toegewezen. In mei 1940, als de Duitse tanks optrekken onder leiding van generaal Rommel, houden enkele Franse soldaten fier stand. Het dorp bewijst hen na de oorlog de eer door hun namen in het stadsbeeld te integreren: Place du Maréchal des Logis Sourice, Rue du Capitaine d’Arche en Rue du Lieutenant Hudault.
Photos credits: Collection Jean-Pierre Lambrè / Édouard Roose
De militaire hoek op de begraafplaats van de gemeente Ors is gemakkelijk te herkennen aan het grote witte kruis met het zwaard van de heilige Gerardus dat naar beneden wijst als teken van rouw. Bijna alle soldaten die op de begraafplaats rusten, zijn gesneuveld op 4 november 1918 in diverse gevechten langs het kanaal. De oorlogsdichter Wilfred Owen is een van hen. Zijn lichaam rust in het derde graf van de laatste rij. Bij Susan Owen komt op 11 november 1918, op het moment dat in Groot-Brittannië alle klokken de wapenstilstand luiden, het fatale telegram binnen dat de dood van haar zoon aankondigt.
Wilfred's moeder kiest de epitaaf op de grafsteen, een fragment uit zijn gedicht The End, enigszins aangepast om er een bericht van hoop van te maken:
'Zal het leven terugkeren in deze lichamen? In wezen
Doet het alle dood teniet'.
Een ander opmerkelijk graf op deze begraafplaats is het graf dat wat afgelegen aan de rechterkant ligt. Hier rust kolonel James Marshall: hij had na de verkenning van het terrein voorspeld dat de operatie om het kanaal over te steken zeer hachelijk zou worden. Ook hij, de 'verschrikkelijke majoor met de tien wonden', overlijdt op 4 november 1918. Kolonel Marshall wordt voor zijn inspanningen in deze operatie postuum onderscheiden met het Victoria Cross, de hoogste Britse militaire onderscheiding. Op zijn grafsteen staat in plaats van het Latijnse kruis een Victoriakruis gegraveerd.
Een ander opmerkelijk graf op deze begraafplaats is het graf dat wat afgelegen aan de rechterkant ligt. Hier rust kolonel James Marshall: hij had na de verkenning van het terrein voorspeld dat de operatie om het kanaal over te steken zeer hachelijk zou worden. Ook hij, de 'verschrikkelijke majoor met de tien wonden', overlijdt op 4 november 1918. Kolonel Marshall wordt voor zijn inspanningen in deze operatie postuum onderscheiden met het Victoria Cross, de hoogste Britse militaire onderscheiding. Op zijn grafsteen staat in plaats van het Latijnse kruis een Victoriakruis gegraveerd.
Tussen de graven van Marshall en Owen, op dezelfde rij, ligt het graf van een andere Victoria Cross-houder: tweede luitenant James Kirk. Hij heeft op moedige wijze met zijn mitrailleur vanaf een provisorisch vlot geprobeerd de aanleg van de passage over het kanaal te dekken.
Elk jaar op 4 november komen de inwoners van Ors bijeen op de begraafplaats om de eer te bewijzen aan oorlogsdichter Wilfred Owen en zijn kameraden die sneuvelden tijdens de gevechten langs het kanaal.
Owen heeft in zijn leven slechts vier gedichten gepubliceerd. Pas na de oorlog wordt het talent van Owen openlijk erkend in Groot-Brittannië door de bemoeienissen van de dicthers Siegfried Sassoon en Edmund Blunden. Owen wordt al spoedig een van de leidende figuren in de oorlogsdichtkunst, de War Poetry, die werken verzamelt van soldaten die in de dichtkunst een manier vonden om hun ervaringen uit de Eerste Wereldoorlog te delen en te verwerken. Op 11 november 1985 bewijst de Britse natie een officieel eerbetoon aan deze Oorlogsdichters door een herdenkingsmonument te onthullen in de Poet's Corner van Westminster Abbey in Londen, waar ook de Britse Onbekende Soldaat rust. Op dit monument staan de namen van de zestien bekendste oorlogsdichters, zoals Wilfred Owen, Siegfried Sassoon, Isaac Rosenberg, Edmund Blunden, Robert Graves en Rupert Brooke.
Photos credits: Édouard Roose / Édouard Roose / Édouard Roose / Édouard Roose
Als de compagnie van Owen het boswachtershuis bereikt, staat het huis midden op een kaalgeslagen vlakte. Vanaf december 1914 kappen de Duitsers systematisch al het hout in het bezette gebied om te voldoen aan de onophoudelijke vraag in de gevechtszones voor de aanleg, de versterking en de reparatie van de loopgraven. Het bos Bois-l’Évêque wordt, evenals het nabijgelegen bos van Mormal, langzaam maar zeker kaal gekapt door tot arbeid gedwongen burgers en Russische krijgsgevangenen totdat er geen boom meer overeind staat. De kleine 'Chapelle de l'Ermitage' ligt niet ver van het boswachtershuis en wordt tijdens de bombardementen van 1918 vernietigd. De kapel wordt in 1923 herbouwd op de fundering van de oude kapel, gewijd aan Notre-Dame de Bonsecours.
Crédits images : Collection Jean-Pierre Lambrè
Photos credits: Collection Jean-Pierre Lambrè