Elk deelgebied heeft wel een paar plaatsen die getuigen van de gevechten die er tijdens beide wereldoorlogen plaatsgevonden hebben en de herinnering bewaren aan de strijders die eraan deelnamen. Om deze plaatsen in eigen tempo te ontdekken, zijn de Wegen van Herdenking uitgebreid met fiets- en wandeltochten. Elke tocht is ontworpen als een thematocht met diverse te bezoeken plaatsen, beschreven in een geïllustreerde routebeschrijving met historische feiten. De tochten zijn te raadplegen via de mobiele telefoon of te downloaden via internet. De oorlogen zijn teruggebracht tot menselijke maatstaven en op originele manier gebruikt om een streek en zijn erfgoed te leren kennen.
Terug naar de lijst met tochten
De 7.0-versie van iOS niet de inhoud van deze kaart correct weer te geven. Om de informatie goed te kunnen bekijken moet u upgraden naar versie 7.1
Tijdens de oorlog is 90 procent van de binnenstad van Béthune verwoest. In mei 1918 bestoken de meer dan 70.000 granaten dit door de Duitsers sinds het begin van de oorlog begeerde strategische punt en richten grote schade aan. Het belfort overleeft de oorlog, onttroond en gebarsten, de enige getuige van de middeleeuwen uit 1388, gespaard dankzij de omliggende panden. Eerst wordt overwogen de toren in deze staat te laten om te getuigen van de Duitse wreedheid. Uiteindelijk wordt het belfort toch gerestaureerd. De nieuwe beiaard wordt op 6 oktober 1929 onthuld. Op de basklok staat geschreven:
‘VIGILANTE IS MIJN NAAM. Ik vervang Joyeuse, vernietigd door de
oorlog, en van de top van het gerestaureerde belfort, luid ik Vrede, voor de glorie en de toekomst van het nieuwe Béthune’.
Photos credits:
Deze school, geleid door de Unie van Franse Vrouwen, huisvest hulphospitaal nr. 103 met 50 bedden bij de opening op 8 augustus
1914. Het gebombardeerde hospitaal sluit op 8 november 1914 en wordt overgenomen door de Britse gezondheidsdienst op 6 oktober 1915. De leerlingen leven samen met de gewonde soldaten. Ze weten precies wat ze moeten doen in geval van gevaar: hun elektrische lamp pakken, naar de kelder gaan en hun gasmasker kunnen gebruiken. Na de bombardementen van augustus 1916 worden ze overgeplaatst naar Bruay-en-Artois en maken plaats voor de Britse troepen tot aan het eind van de oorlog.
Photos credits:
De in 1912 geopende schouwburg is een gewaardeerde ontspanningsplaats voor de Britse troepen die met verlof zijn. De 1.200 plaatsen zijn elke dag van de week aan het eind van de middag vaak bezet met in de buurt ingekwartierde soldaten, behalve op zondag. De Pierrots staan regelmatig op het repertoire en geven variétévoorstellingen en revues met decors. In het Petit Théâtre du Jeu de Paume of Palladium bij de Place Foch geven Les Francies een uitvoering van Le British Rubbish. De schouwburg van architect Guillaume hoeft na de oorlog alleen maar gerestaureerd te worden door Paul Degez.
Photos credits:
In 1915 bewoont het Buckinghamshire Regiment deze voormalige gloednieuwe school: ‘De officiers zijn gehuisvest in privéwoningen in de buurt. De school is goed uitgerust: de soldaten kunnen gebruik maken van een geoutilleerde keuken, en een bad of douche nemen. Veel inwoners van Béthune zijn in dienst voor de schoonmaak en het strijken van de kleding’. Andere regimenten maken een tussenstop in deze school, zoals het 17th Middlesex Regiment, een bataljon van beroemde voetballers.
Photos credits:
Vanaf november 1914 worden in dit hospitaal op 12 kilometer van het front de Hindoes verzorgd. De 33rd Casualty Clearing Station
(CCS) installeert zich hier voor twee jaar vanaf september 1915. Tijdens de oorlog lijdt de school onder veel bombardementen, met als gevolg herhaaldelijke evacuaties zoals in mei 1915 en juni 1916.
De school heeft een goed geoutilleerde operatiekamer, een microbiologisch laboratorium en een röntgenzaal waar beroemde artsen elkaar aflossen, maar ook slaapzalen voor de gewonden en comfortabele bad- en douchezalen waar soms meer dan 800 mannen per dag gebruik van maken. De leerlingen en soldaten leven
er samen, en wel zo nauw dat ze ‘s avonds in hun slaapzaal de soldaten kunnen horen schreeuwen van de pijn.
Photos credits:
Dit monument ter ere van de 73e en 273e infanterieregimenten (RI) en het 6e landinfanterieregiment (RIT) is gebouwd door architect René Deligny en beeldhouwer Paul Graf: Minerva, godin van de oorlogsstrategie, staat met een vlag in de hand op een voetstuk. Aan haar voeten de wapens van de steden Aire-sur-la-Lys, Hesdin en Béthune. Het monument wordt op 28 mei 1933 onthuld in bijzijn van burgemeester Alexandre Ponnelle en officiers en soldaten van voormalige regimenten uit Béthune die na de Eerste Wereldoorlog ontbonden werden.
Photos credits:
Op 10 oktober 1914 trekt het Franse leger zich terug naar Arras. Generaal Foch is overeengekomen met de Engelse maarschalk dat het Britse leger Béthune verdedigt. Dit zal vier jaren duren.
De eerste Britse soldaat wordt op deze begraafplaats begraven op 14 oktober van hetzelfde jaar, de herdenkingsdag van de Slag bij Hastings - Hastings heeft een stedenband met Béthune. De meeste graven zijn van soldaten die overleden in de Britse veldhospitalen in scholen van de stad. Een eerste vak aan de rechterkant wordt toegewezen aan de Britse overheden, maar blijkt al gauw ontoereikend. De begraafplaats vult zich in de loop van de oorlog. De inscripties op de op chronologische wijze toegevoegde graven geven een beeld van de omvang van de veldslagen in de omgeving
(Festubert, Givenchy-lès-la-Bassée...), en van de omvang van het Britse koloniale Rijk. In de laatste graven rusten 26 soldaten en officiers van het Manchester Regiment, gedood door
één vliegtuigbom op 22 december 1917 op de Boulevard Kitchener.
Deze door Edwin Lutyens ontworpen begraafplaats verzamelt de graven van 2.923 Britse, 122 Franse en 87 Duitse soldaten.
Photos credits:
Adrien Bonnefoy-Sibour, onderprefect van Béthune sinds 12 januari 1914, heeft zijn ambt altijd uitgevoerd met moed en flegma. Op 12 april 1918 verlangt de situatie dat hij besluit tot de evacuatie van de stad. Hij blijft achter met een vijftigtal onverbiddelijken. Vanwege de evenementen vertrekt de gemeenteraad naar Berck-sur-Mer. Op 28 december 1919 ontvangt de onderprefect de Franse president Raymond Poincaré die de stad onderscheidt met het Kruis van het Legioen van Eer en het Oorlogskruis.
Photos credits:
De kazerne ligt in de buurt van een militair trainingsveld op de Champ de Mars (huidig sportcentrum) en dient als hoofdmobilisatiecentrum. De kazernes Lafeuillade en Montmorency en de middelbare scholen van de stad zijn ook gevorderd. De jongste rekruten worden ingedeeld bij het 273e RI. De oudsten vormen het 6e RIT. Eenmaal gerekruteerd gaan de soldaten in marscolonne naar het treinstation.
Photos credits:
Op 18 september 1920 om 18.40 uur ontvangt de stad Béthune een
telegram van de British League of Help: Bristol sponsort de stad en zal helpen met de wederopbouw. Veel Britse soldaten waren in Béthune ingekwartierd en raakten verknocht aan de stad. Bijna 70.000 soldaten kwamen uit Bristol en miljoenen ammunitie en wapens werden in de haven van Bristol ingeladen voor deze Franse stad. Ondanks een zware plaatselijke economische crisis financieren de Britse intekeningen de bouw van de wijk Bristol, ingehuldigd op 24 maart 1925 op de voormalige paradeplaats. De wijk wordt in 1968 gesloopt.
Photos credits:
Het algemene ziekenhuis verzorgt burgers en militairen van verschillende nationaliteiten (Frans, Brits, Duits). De gewonden worden vanwege de regelmatige bombardementen geëvacueerd naar Saint-Omer en Bercksur- Mer. Alleen de niet te transporteren zwaargewonden blijven ter plekke en worden verzorgd door artsen en nonnen. Het ziekenhuis wordt definitief geëvacueerd in 1917 en gaat pas in april 1919 weer open. Twee paviljoenen van het oude ziekenhuis zijn te zien in de Rue Boutleux. De kapel Saint-Pry dateert van de wederopbouw.
Photos credits:
De kazerne Montmorency stond op de huidige plaats van de scholen Sévigné en François Albert. Het gebouw wordt gebruikt voor de inkwartiering van Britse soldaten. Robert Graves, van de Royal Welsh Fusiliers, terug uit de loopgraaf van de boerderij Ferme des Briques in de buurt van Cambrin, vertelt in zijn boek Goodbye to All That:
‘We brachten de nacht door met het herstellen van de beschadigde loopgraven. In de ochtend werden we afgelost door de Middlesex die tijdens hun verlof in de Meisjesschool zaten en we keerden terug naar Béthune waar we onze plunje achterlieten in de Kazerne Montmorency…’.
Photos credits:
Het monument is ontworpen door Jacques Alleman en beeldhouwer Edgar Boutry, deels dankzij een intekening. Het stelt een vredesminerva voor, omringd door twee Italiaanse populieren. Het tafereel toont een gesluierde vrouw, symbool voor de vrijheid, gehuld in haar stenen jurk die het lijden uitbeeldt. De gewapende militaire zege is uitgebeeld door een laurierkroon. De palmtakken drukken het aanzien uit van de voor het vaderland gevallen soldaten.
Het beeld wordt op 11 november 1928 onthuld. De speech van burgemeester Alexandre Ponnelle toont duidelijk de sfeer rond dit evenement:
‘Vandaag voegt Béthune aan de herdenking een nog plechtiger
eerbetoon in de onthulling van een monument dat de toekomstige generaties voor eeuwig moet herinneren aan de opoffering van hun voorvaders... De onderdrukte naties zullen altijd hun blik richten op Frankrijk, het land dat voor eeuwig de bewaker zal blijven van
recht en rechtvaardigheid’.
In de buurt stond het vandaag verdwenen Huis van Baynast, hoofdkwartier van de Britten.
Photos credits:
De kerk uit de zestiende eeuw wordt volledig verwoest tijdens de oorlog. De ruïnes roken nog als in juni 1919 het puin geruimd wordt. Louis-Marie Cordonnier herbouwt de kerk tussen 1924 en 1927 in neogotische stijl met byzantijnse en art-decoinvloeden. De kerk
wordt gemeubileerd dankzij door aartspriester Pruvost op gang gebrachte intekeningen. In het koor hangt een herdenkingsplaat voor de burgers, in het noordelijke transept een herdenkingsmonument voor de aanwezigheid van het Britse imperium en een kapel voor de Barmhartigen, die tijdens de oorlog gewoon doorgingen met het begraven van overledenen.
Photos credits:
Na het project van de regionalistische architect Louis-Marie Cordonnier verworpen te hebben voor de wederopbouw van het stadhuis op het marktplein en rond het belfort, begint de gemeente in 1926 een concours dat elf kandidaten verzamelt. De voorkeur gaat uit naar Jacques Allleman, hoewel hij niet als eerste uit de bus kwam. De gemeente dwingt hem van tevoren een esthetisch rapport op te stellen en besluit, na veel debatten, het terrein te gebruiken waar het stadhuis voor de oorlog stond, ofwel op een piepklein perceel. Jacques Alleman past dezelfde bouwkundige oplossingen toe als voor de rest van het plein. Hij besluit op de gevel, rond de wapens van de stad, de onderscheidingen van het Erelegioen en het Oorlogskruis te plaatsen, overhandigd door
president Raymond Poincaré op 28 december 1919 als eerbewijs voor de opofferingen van deze gemartelde stad. Het stadhuis wordt op 7 april 1929 officieel geopend. Burgemeester Alexandre Ponnelle, zeer enthousiast over de wedergeboorte van de stad, noemt het met enige trots‘een groots enmooi gebouw’. Het stadhuis, Historisch Monument sinds april 2002, is een van de mooiste monumenten in art-decostijl van de streek.
Photos credits: /
De wederopbouw van Béthune valt onder de Wet Cornudet, die alle gemeentes met meer dan 10.000 inwoners een ordenings-, verfraaiings- en uitbreidingsplan oplegt. Het door architect Mulart gebruikte principe is eenvoudig: het verkeer vergemakkelijken binnen de stad door straten te verbreden of nieuwe verkeersaders te openen, met volledig behoud van het middeleeuwse kadaster: een wederopbouw tussen traditie en moderniteit. De Grand’Place krijgt extra aandacht. Elke architect laat hier een persoonlijk stempel achter, waardoor rond het plein meerdere stijlen te zien zijn. Het gebruik van nieuwe materialen en een verbazingwekkende versiering geven het effect van een theaterdecor in de open lucht: het gebruik van rode baksteen en puntgevels roept de regionalistische stijl op, terwijl de eenvoudige, zuivere volumes en de talloze geometrische motieven eerder de art deco vertegenwoordigen.
Het feit dat het tijdens de oorlog op dit plein wemelde van soldaten uit het hele Britse imperium is ook van belang: Schotten, Canadezen, Indiërs, Australiërs…Béthune leefde echt ‘op z’n Engels’. Het Café du Globe was een plaats waar men regelmatig ontspanning zocht.
De soldaten lieten zich vaak fotograferen in die periode. Ze poseerden voor winkels of in de ruïnes van de stad of tijdens veiligheidscontroles. Koning Georges V kwam meerdere keren naar Béthune om zijn troepen te inspecteren of door bombardementen opgelopen schade te constateren.
Photos credits: