Inhoud
Het Duitse bestuur
In de bezette gebieden wordt alle staatsmacht overgedragen aan het Duitse leger, met als hoogste autoriteit het ‘Algemene Hoofdkwartier’ (dat eerst in Luxemburg zetelt, daarna in Charleville en Spa, met een commandopost in Avesnes-sur-Helpe). Elke generaal die een legeronderdeel onder zijn bevel heeft, beschikt over een Etappeninspecteur die de zaken aangaande de burgerbevolking regelt.
Steden en dorpen komen onder controle te staan van een Kommandantur, meestal gevestigd in de hoofdplaats van bestaande kantons. Dicht bij het front is dat een Ortskommandantur, verderaf gelegen is het een Etappenkommandantur. Aan het hoofd van de Kommandantur staat een commandant, in de meeste gevallen een officier. Hij wordt bijgestaan door een Landwache (die al snel de verbasterde bijnaam ‘langue de vache’ – koeientong - krijgt), belast met de controle op landbouwbedrijven, en door een inspectieofficier die over huiszoekingen en vorderingen gaat. Een Kommandantur heeft 6 à 8 man personeel, eerst zijn dat soldaten, later Duitse burgers.
De Kommandanturen worden ondergebracht in openbare gebouwen of in particuliere huizen nadat de bewoners er zijn uitgezet. In Lille voeren een generaal met de titel van gouverneur en een luitenant-generaal het bevel. In Valenciennes en in Saint-Amand zijn dat een kolonel en een kapitein. De Kommandantur van Avesnes-sur-Helpe wordt in 1917 gerund door een kolonel, een luitenant, 21 soldaten en onderofficieren, plus een aantal ambtenaren, belast met de hospitalen, de opslag van voorraden en economische zaken. Politietaken zijn in handen van de gendarmerie.
Bij iedere Kommandantur is een aantal gendarmes gestationeerd, onder bevel van een onderofficier. Ze zijn belast met het verkeer, helpen bij vorderingen, gaan smokkelarij tegen en houden toezicht op de bevolking. In steden wordt de gendarmerie bijgestaan door militaire politie, bestaande uit soldaten die zijn afgekeurd voor het front. Op het platteland fungeert een hulpwacht als veldwachter. Overtreders komen voor de politierechtbank, het Polizeiamt, voorgezeten door een civiele rechter. Op overtredingen staan een reeks van boetes die ter plaatse moeten worden voldaan.
Inkwartiering
Officieren en manschappen worden in de meeste gevallen ingekwartierd bij bewoners, op vertoon van een inkwartieringsbiljet. Mooie huizen zijn voor de officieren, de rest is voor de gewone soldaat. Ze krijgen de beste kamers, maar delen het gebruik van de keuken. In het begin van de oorlog moeten de bewoners hun ‘gasten’ de kost geven, maar daar wordt snel van afgestapt gezien de groeiende schaarste. Hooggeplaatste personen en kantoren worden geïnstalleerd in gebouwen waar de eigenaren zijn uitgezet. Zo komt Kroonprins Rupprecht van Beieren te wonen in het schitterende huis van Dr. Dubar aan de Avenue Salomon in Lille.
Begin 1918, tijdens het Duitse voorjaarsoffensief, wordt het Algemene Hoofdkwartier van Spa in België overgebracht naar Avesnes-sur-Helpe. Keizer Wilhelm II woont in het kasteel van Trélon, eigendom van het Huis Merode, generaal Hindenburg in de onderprefectuur van Avesnes en Ludendorff en zijn staf vestigen zich in Dourlers, Dompierre en Saint-Hilaire. In de zomer neemt Wilhelm II zijn intrek in Château Dubois in Avesnes. Veel scholen worden gevorderd. Er komt weinig meer van les omdat leerkrachten gemobiliseerd worden of gedwongen tot corveediensten.
Het Franse bestuur
Naast het Duitse bestuur blijven de Franse overheden bestaan, maar met sterk beperkt gezag. Felix Trépont, de prefect van het departement Nord, blijft in 1914 in functie. Hij wordt in 1915 gearresteerd en naar Duitsland gedeporteerd. Hij komt daarna weer terug naar Frankrijk waar hij in Duinkerken tot september 1918 zijn functie hervat. Tijdens zijn gevangenschap wordt de onderprefect van Avesnes-sur-Helpe Anjubault door de Duitsers als vervanger aangesteld.
In de loop van de oorlog krijgen burgemeesters grotere bevoegdheden. De burgemeester van Lille, Charles Delesalle, maakt zich los van de bevoogding van de prefect. Hij probeert tot een voorlopige schikking te komen met de bezetter. Hij toont zich loyaal ten opzichte van de Duitsers, maar let op het nakomen van de Conventies van Den Haag van 1899 en 1907. Deze overeenkomst over de ‘Wetten en Gebruiken in Tijd van Oorlog te Land’ legt met name de verplichtingen vast voor het militaire gezag inzake het burgerbestuur in bezet gebied. Na de bevrijding wordt hem zijn gebrek aan vechtlust verweten.
De gemeente Lille publiceert het blad Bulletin de Lille, onder controle van de Duitsers en beheerd door Paul Cornil. Het blad is klein van formaat, aan beide kanten bedrukt, en verschijnt twee keer per week, op zondag en donderdag. Het eerste nummer komt uit op 15 november 1914. Behalve officiële informatie en Duitse verordeningen staat er ook reclame in, evenals aankondigingen van de burgerlijke stand, praktische tips voor hygiëne en voeding, recepten en gedichtjes.
Door Claudine Wallart,
hoofdconservatrice Erfgoed in de
Departementale Archieven van de Nord